Alleen de auteur heeft het recht om het werk te exploiteren dat hij gecreëerd heeft of om de exploitatie ervan toe te staan. Deze exploitatie kan de vorm aannemen van een reproductie (in de ruime zin, deze omvat de reproductie sensu stricto, de aanpassing, de uitlening, de verhuring, de vertaling, …), een communicatie aan het publiek of ook nog een distributie van het origineel of een kopie van het werk.

De rechten m.b.t. de exploitatie worden gekwalificeerd als vermogensrechten.

De auteur beschikt eveneens over een moreel recht. Dit houdt het recht in om het werk te verspreiden, te revindiceren of het vaderschap van het werk te weigeren, alsook het recht zich te verzetten tegen iedere aanpassing ervan.

Enkel de vermogensrechten worden geacht overdraagbaar te zijn. Onder het begrip overdracht worden zowel vervreemding alsook licentie verstaan.

De oorspronkelijke titularis van het auteursrecht is de fysieke persoon die het werk gecreëerd heeft. Het is onbelangrijk of het werk gecreëerd werd op eigen initiatief, onder opdracht of in het kader van een arbeidsovereenkomst.